In de onderbouw is de belevingswereld van het kind het uitgangspunt, waarbij de leerkracht een begeleidende, sturende en stimulerende rol heeft bij de zich ontwikkelende kleuter.
Er is veel aandacht voor spelend leren, zelfstandig werken en eigen keuze en initiatief. Door middel van observaties worden de kinderen gevolgd en krijgen ze opdrachten aangeboden die aansluiten bij hun eigen ontwikkelingsniveau.
De leerkrachten richten zich op de aspecten die bij de basisontwikkeling horen zoals:
- spelbegeleiding door de leerkracht in de hoeken;
- meer keuze en initiatief voor kinderen bij de werkjes;
- Het principe basisontwikkeling gaat ervan uit dat;
- kinderen emotioneel vrij zijn; zij moeten zich prettig voelen;
- kinderen zelfvertrouwen hebben; “ik kan het”;
- kinderen nieuwsgierig zijn; zij moeten uitdaging krijgen;
- binnen de groep zijn niveauverschillen goed op te vangen door te werken in een kleine kring. Op deze manier komen we tegemoet aan de ontwikkeling van het zelfvertrouwen.
Er wordt in de groepen 1 en 2 veel zelfstandig gewerkt. De leerkracht heeft hierdoor tijd om in kleine groepjes te werken, waardoor er meer aandacht aan de kinderen gegeven kan worden. Zo sluit het onderwijs aan bij de behoeften van het kind.
Door de zone van de naaste ontwikkeling van de leerlingen aan te spreken worden de kinderen uitgedaagd. Doordat leerlingen dingen van elkaar zien, stimuleren zij elkaar in hun ontwikkeling.
Bij de kleuters wordt gewerkt met Logo 3000, Piramide, Met Sprongen Vooruit en Kwink .